Kan het DNA door toeval tot stand komen?

Op dit moment is er een belangrijk detail dat onze aandacht verdient. Een fout in de volgorde van de nucleotiden die een gen vormen, zorgt ervoor dat het hele gen volledig onbruikbaar wordt. Als we bedenken dat er tweehonderdduizend genen in het menselijk lichaam zitten, dan wordt het wel duidelijk hoe onmogelijk het voor de miljoenen nucleotiden is om al deze genen door toeval in de juiste volgorde te vormen. Een evolutionistische bioloog, Frank Salisbury geeft over deze onmogelijkheid het volgende commentaar:

Een gemiddeld proteïne kan 300 aminozuren bevatten. Het DNA-gen dat dit beheert, zal ongeveer 1000 nucleotiden in zijn keten bevatten. Omdat er vier soorten nucleotiden in een DNA-keten zitten, ieder daarvan heeft 1000 verbindingen, kunnen er 4 tot de 1000ste vormen bestaan. Met het gebruik van een klein beetje algebra (logaritmes) kunnen we zien dat 4 tot de 1000ste gelijk staat aan 10 tot de 600ste. De tien die zichzelf 600 maal vermenigvuldigt, geeft een getal van een 1 gevolgd door 600 nullen! Dit getal is volledig voorbij ons voorstellingsvermogen.134

Het getal van 4 tot de 1000ste is gelijk aan 10 tot de 600ste. Dit getal wordt verkregen door 600 nullen achter de 1 te plaatsen. Een 10 met elf nullen is een triljoen, om een 1 met 600 nullen voor te stellen is inderdaad moeilijk. De onmogelijkheid van de vorming van RNA en DNA door een toevallige samenvoeging van nucleotiden wordt door de Franse wetenschapper Paul Auger als volgt uitgedrukt:

“We moeten een duidelijk onderscheid maken tussen de twee stadia van toevallige vorming van ingewikkelde moleculen, zoals nucelotiden door chemische reacties. De productie van de nucleotiden één voor één - dit is mogelijk, - en de combinatie hiervan in heel speciale volgorden. Het tweede is absoluut onmogelijk.”135

Zelfs Francis Crick, die jarenlang in de evolutietheorie geloofd had, moest na de ontdekking van het DNA bij zichzelf bekennen, dat zo’n complex molecule niet spontaan door toeval gevormd kon worden door middel van het evolutionistische proces:

Een eerlijk man die met alle kennis gewapend is die ons beschikbaar is, kan alleen maar zeggen, dat op de één of andere manier de oorsprong van het leven op het moment bijna een wonder is.136

De Turkse evolutionist, professor Ali Demirsoy, werd gedwongen om over dit onderwerp de volgende bekentenis af te leggen:

Eigenlijk is de waarschijnlijkheid van de vorming van een proteïne en een nucleïnezuur (DNA-RNA) een waarschijnlijkheid die ver boven de schattingen ligt. Verder is de kans dat een bepaalde proteïneketen verschijnt, zo klein, dat het wel astronomisch genoemd kan worden.137

Hier komen we een heel interessant dilemma tegen: terwijl het DNA zich alleen kan vermenigvuldigen met de hulp van een paar enzymen die eigenlijk proteïnen zijn, kan de vorming van deze enzymen alleen maar gerealiseerd worden door de informatie die op het DNA is opgeslagen. Omdat beidevan elkaar afhankelijk zijn, moeten zij tegelijkertijd vóór de replicatie bestaan, of één van hen moet ‘geschapen’ zijn voor de ander. De Amerikaanse microbioloog Jacobson geeft over dit onderwerp het volgende commentaar:

“Aanwijzingen voor de ontwerpen van de reproductie, voor energie en de onttrekking van delen uit de huidige omgeving, voor de groeivolgorde en voor het mechanisme dat de instructies naar de groei vertaalt, moesten alle tegelijkertijd aanwezig zijn op dat moment (toen het leven begon). Deze combinatie van gebeurtenissen lijkt een ongelooflijk onwaarschijnlijk samenspel en is vaak beschreven als goddelijke tussenkomst.138

Het citaat hierboven is twee jaar na de ontdekking van de DNA-structuur door James Watson en Francis Crick geschreven. Maar ondanks alle ontwikkelingen in de wetenschap blijft dit probleem voor de evolutionisten onoplosbaar.

Twee Duitse wetenschappers, Junker en Scherer legden uit, dat voor de syntheses van ieder molecule een chemische evolutie nodig is, die voor de noodzakelijke afzonderlijke omstandigheden zorgt, en dat de waarschijnlijkheid van de samenvoeging van deze materialen, die theoretisch verschillende methoden nodig hebben om te ontstaan, nul is.

Tot nu toe is er geen enkel experiment bekend waarin we alle benodigde moleculen kunnen verkrijgen die voor de chemische evolutie nodig zijn. Daarom is het essentieel om de verschillende moleculen op verschillende plaatsen onder zeer goed aangepaste omstandigheden te produceren en ze dan naar een andere plaats te brengen om te kunnen reageren en hen tegen schadelijke elementen zoals hydrolyse en fotolyse te kunnen beschermen.139

Kort gezegd: de evolutietheorie is niet in staat om maar één van de evolutionistische stadia die op het moleculair niveau plaatsvinden, te bewijzen. In plaats van antwoorden op zulk soort vragen te geven, verwijst de ontwikkeling van de wetenschap naar nog ingewikkeldere vormen die nog minder goed te verklaren zijn.

Maar het is interessant te zien, dat de evolutionisten in al deze onmogelijke scenario’s geloven, alsof zij een wetenschappelijk feit zijn. Omdat zij zo geconditioneerd zijn dat ze de schepping niet kunnen toegeven, hebben zij geen andere mogelijkheid om in het onmogelijke te geloven. Een beroemd bioloog uit Oostenrijk, Michael Denton zegt in zijn boek: “Evolutie: een theorie in crisis het volgende:

“Voor sceptici is het idee dat de genetische programma’s van hogere organismen die uit ongeveer een miljard eenheden informatie bestaan, gelijk aan de volgorde van letters van een kleine bibliotheek van duizend delen, die een gecodeerde vorm inhoudt van duizenden ingewikkelde algoritmen die de groei en ontwikkeling van biljoenen en biljoenen cellen in de gaten houden, verder bepalen en ordenen om zo een ingewikkeld organisme te vormen, werden samengesteld door een zuiver willekeurig proces eenvoudig een beledigiing van het gezonde verstand. Maar voor de Darwinist, is het idee zonder twijfel acceptabel - het paradigma heeft de voorkeur! 140


134 Frank B. Salisbury, “Doubts about de modern synthetic theorie of evolution”, American biology teacher, September 1971, p. 336.
135 Paul Auger,De la physique theorique a la biologie, 1970, p. 118.
136 Francis Crick, Life itself: It’s origin and nature, New York, Simon & Schuster, 1981, p. 88.
137 Ali Demirsoy, Kahtim ve Evrim (Erfenis en evolutie), Ankara: Meteksan Publishing Co., 1984, p. 39.
138 Homer Jacobson, Ïnformation, reproduction and the origin of life,”American scientist, January 1955, p. 121.
139 Reinhard Junker & Siegfried Scherer, Entstehung Geschiche der Lebewesen”, Weyel, 1986, p. 89.
140 Michael Denton, Evolution: A theory in crisis. London: Burnett Books, 1985, p. 351.