Albatrossen

Migrerende vogels minimaliseren hun energieconsumptie door gebruikmaking van verschillende ‘vliegtechnieken’. Bij albatrossen is ook waargenomen, dat zij zo’n vliegstijl hebben. Deze vogels, die 92% van hun leven op zee doorbrengen, hebben een spanwijdte tot 3,50 meter. De belangrijkste eigenschap van albatrossen is hun vliegstijl; zij kunnen uren vliegen zonder met hun vleugels te slaan. Om dit te kunnen doen, glijden ze door de lucht door hun vleugels stil te houden en gebruik te maken van de wind.

Het vergt een grote hoeveelheid energie om vleugels met een spanwijdte van 3,50 meter constant open te houden. Maar albatrossen kunnen deze positie uren volhouden. Dit komt door een speciaal anatomisch systeem dat zij al van de geboorte af aan hebben. Tijdens de vlucht zijn de vleugels van de albatros geblokkeerd. Daarom hoeft hij geen spierkracht te gebruiken. Alleen de vleugels optillen kost spierkracht. Dit is voor de vogel tijdens zijn vlucht een grote hulp. Door dit systeem wordt de energie consumptie tijdens de vlucht gereduceerd. De albatros gebruikt geen energie, omdat hij niet met zijn vleugels slaat of energie verspilt door de vleugels uitgeklapt te houden. Uren vliegen door alleen maar gebruik te maken van de wind, voorziet de vogels van een onbeperkte energiebron. Bijvoorbeeld: een albatros van tien kilo verliest slechts 1% van zijn lichaamsgewicht als hij 1000 kilometer reist. Dit is beslist een zeer kleine hoeveelheid. De mens heeft zweeftoestellen gemaakt naar voorbeeld van de albatros en maakt daarbij gebruik van hun fascinerende vliegtechniek.203

203 David Attenborough, “Life of birds”, Princeton University Press, Princeton New Jersey, 1998, p. 47.