De dood van het materialisme

19de eeuws materialisme dat de filosofische onderbouwing vormt van de evolutietheorie suggereert dat het universum altijd bestaan heeft en dat het niet geschapen is en dat de organische wereld in termen als interactiviteit van materie kan worden uitgelegd. De ontdekkingen van de 20ste-eeuwse wetenschap hebben echter aangetoond, dat deze hypothesen volslagen ongeldig zijn.

De veronderstelling dat het universum altijd bestaan heeft, is door de ontdekking dat het universum uit een grote explosie (de zogenaamde big bang theorie) ontstaan is, die 15 biljoen jaar geleden heeft plaatsgevonden, weggeblazen. De big bang laat zien, dat alle fysische substanties in het universum uit het niets voortgekomen zijn; met andere woorden, zij zijn geschapen. Eén van de bekendste verdedigers van het materialisme, de atheïstische filosoof Anthony Flew zegt:

“Bekentenissen zijn zeker goed voor de ziel. Ik zal daarom met een bekentenis beginnen, dat de Stratoniciaanse atheïst wel in verlegenheid gebracht moet zijn door de huidige kosmologische consensus (big bang). Want het lijkt erop, dat de kosmologen een wetenschappelijk bewijs hebben… dat het universum een begin heeft. (Henry Margenau, Roy A. Vargesse. Cosmos, bios, theos.” La Salle il. : Open court publishing, 1992, p. 241.)

De big bang laat ook zien, dat in ieder stadium het universum gevormd is door een gecontroleerde schepping. Dit wordt duidelijk door de orde die na de big bang gekomen is, deze is te perfect om door een ongecontroleerde explosie gevormd te zijn. De beroemde natuurkundige Paul Davies legt deze situatie uit:

“Het is moeilijk om weerstand te bieden aan de neiging te denken, dat de huidige structuur van het universum, die blijkbaar zo gevoelig is voor kleine veranderingen in de aantallen, nauwkeurig is uitgedacht… De ogenschijnlijke wonderbaarlijke overeenkomst van numerieke waarden die de natuur aan haar fundamenten heeft toegekend, moet wel het beste bewijs zijn voor een element van kosmisch ontwerp. (Paul Davies, “God and the new physics.” New York: Simon & Schuster, 1983, p. 189.)

De Amerikaanse professor in de astronomie is zich bewust van dezelfde realiteit en zegt:

“Als we al het bewijs overzien, komt de gedachte op, dat een bovennatuurlijke kracht of eerder Kracht, hierbij betrokken moet zijn geweest. (Hugh Ross. “The creator and the cosmos.” Colorado Springs CO: Nav-Press, 1993, pp.114-5)

Aldus gaat de materialistische hypothese dat het leven uitsluitend uitgelegd kan worden door interactie van materie ook door de ontdekkingen van de wetenschap ten onder. In het bijzonder de oorsprong van de genetische informatie die de levende wezens bepaalt kan in geen geval door uitsluitend materiële waarden uitgelegd worden. Eén van de leidende verdedigers van de evolutietheorie, George C. Williams, geeft dit feit toe in een artikel dat hij in 1995 schreef:

Evolutionistische biologen zijn er niet in geslaagd zich te realiseren, dat zij met twee of meer niet-gelijke domeinen werken; dat van de informatie en dat van de materie… de genen zijn een pakket informatie, niet een object… Deze gewaagde omschrijving maakt van de materie en de informatie twee aparte domeinen van bestaan, die elk apart besproken moeten worden, elk in zijn eigen termen. (George C. Williams. “The third culture: beyond the scientific revolution.” New York, Simon & Schuster, 1995, pp. 42-3)

Deze situatie is een bewijs voor het bestaan van een bovenmateriële wijsheid die de genetische informatie laat bestaan. Het is voor de materie onmogelijk om in zichzelf informatie te produceren. De directeur van het Duitse Federale Instituut voor Natuurkunde en Technologie, Professor Werner Glitt merkt op:

“Alle experimenten duiden erop, dat een denkend wezen dat vrijwillig zijn eigen vrije wil uitoefent, zowel cognitief als creatief vereist is. Er is geen bekende wet in de natuur, geen bekend proces en geen bekende volgorde van gebeurtenissen die ervoor kan zorgen, dat informatie door zichzelf tot stand komt in de materie. (Werner Gitt. “In the beginning was information.” CLV Bielefeld, Duitsland, p. 107, 141)

Al deze wetenschappelijke feiten laten zien, dat het universum en alle levende wezens door een Schepper geschapen zijn, een Schepper die eeuwige macht en kennis heeft, dat is door Allah. Wat het materialisme betreft, Arthur Koestler, één van de bekendste filosofen van deze eeuw zegt: “Het kan niet langer meer beweren, dat het een wetenschappelijke filosofie is. (Arthus Koestler, “Janus: A summing up.” New York, Vintage Book, 1978, p. 250.)