Het evolutionair geklets over de oorsprong van het leven

De vraag "hoe levende wezens voor het eerst verschenen" is zo'n kritieke impasse voor de evolutionisten dat ze maar liever proberen nooit dit onderwerp aan te kaarten. Zij proberen aan deze vraag voorbij te gaan door te zeggen: "de eerste wezens ontstonden als resultaat van wat willekeurige gebeurtenissen in het water." Zij staan bij een wegversperring en zij hebben geen middelen om daar overheen te komen. Ondanks de argumenten uit de paleontologische evolutie, is er over dit onderwerp geen fossiel aanwezig om verwarring mee te stichten of fout te interpreteren, zoals zij wel zouden willen, om hun beweringen te kunnen staven. Daarom wordt de evolutietheorie van het eerste begin al definitief verworpen.

Er is een belangrijk punt dat wij in overweging moeten nemen: Als er maar één stap van het evolutieproces is, waarvan bewezen is, dat het onmogelijk is, dan is dat voldoende om te bewijzen, dat de hele theorie onjuist is en niet geldig. Bijvoorbeeld door te bewijzen, dat de willekeurige formatie van proteïnen onmogelijk is, moeten alle andere beweringen over de daaropvolgende stappen van de evolutie ook verworpen worden. Na dit stadium wordt het onzinnig om wat menselijke schedels en die van apen te nemen om daarover te speculeren.

Hoe levende wezens uit levenloze stoffen zijn ontstaan, was een vraag die evolutionisten lange tijd zelfs niet wilden aankaarten. Maar deze vraag, die constant vermeden wordt, groeide uit tot een onafwendbaar probleem en er werden pogingen gedaan om die op te lossen door een aantal studies in het tweede kwart van de twintigste eeuw.

De belangrijkste vraag was: hoe kon de eerste levende cel verschijnen in de oersoep van de aarde? Met andere woorden, wat voor soort uitleg konden de evolutionisten voor dit probleem geven?

De antwoorden voor de vragen werden door het doen van experimenten gezocht. Evolutionistische wetenschappers en onderzoekers voerden laboratoriumexperimenten uit om de antwoorden op deze vragen te krijgen, maar dit heeft niet veel zoden aan de dijk gezet. De invloedrijkste studie over het ontstaan van het leven was het experiment dat het Miller-experiment werd genoemd en werd uitgevoerd door de Amerikaanse onderzoeker Stanley Miller in 1953. (Het experiment staat ook bekend onder de naam van het 'Urey-Miller experiment' door de bijdrage van de Millers instructeur aan de universiteit van Chicago, Harold Urey).

Dit experiment is het enige 'bewijs' dat gegeven werd om de 'thesis van de moleculaire evolutie' te bewijzen die het eerste stadium van het evolutionistische tijdperk aangaf. Ondanks het feit dat er bijna een halve eeuw voorbij is gegaan, en er een grote technologische ontwikkeling heeft plaatsgevonden, heeft niemand verdere stappen ondernomen. Desondanks wordt Millers experiment nog in de leerboeken onderwezen als de evolutionistische uitleg voor de eerste generatie van levende wezens. Let wel, deze studies ondersteunen hem niet, integendeel zij verwerpen hun thesis, de evolutionisten vermijden noodgedwongen het rondbazuinen van zulke experimenten.