Een andere mislukte poging van de evolutionisten: "De wereld van het RNA"

De ontdekking in de zeventiger jaren dat de gassen die in de oersoep bestonden, ervoor zorgden,dat de synthese van de aminozuren onmogelijk is, was een grote klap voor de moleculaire evolutietheorie. Men begreep toen, dat ‘de experimenten van de primitieve atmosfeer’ van evolutionisten zoals Miller, Fox en Ponnamperuma geen waarde meer hadden. Daarom werden in de tachtiger jaren nieuwe pogingen door evolutionisten ondernomen. Met als resultaat, dat het scenario van de ‘RNA-Wereld’ naar voren werd geschoven, dat aannam, dat het niet de proteïnen waren die het eerst gevormd werden, maar het RNA-molecule dat de informatie voor de proteïnen bevatte.

Volgens dit scenario, dat door Walter Gilbert naar voren werd gebracht, dit was een chemicus van Harvard uit 1986, werd biljoenen jaren geleden een RNA-molecule dat op de één of andere manier erin slaagde om door toeval zelfreplicerend te zijn, gevormd. Daarna begon dit RNA-molecule proteïnen te vormen die door externe effecten geactiveerd werden. Daarna werd het noodzakelijk, dat deze informatie in een tweede molecule werd opgeslagen en op de één of andere manier verscheen er een DNA-molecule.

Omdat dit scenario in ieder stadium gevormd is door een keten van onmogelijkheden, kon dit nauwelijks denkbare scenario alleen het probleem maar vergroten en het bracht een aantal onnavolgbare vragen naar voren in plaats van een antwoord voor de oorsprong van het leven te bieden:

1) Als het al onmogelijk is om te verklaren hoe door toeval zelfs maar één van de nucleotiden waaruit het RNA bestaat, gevormd kan worden, hoe is het dan voor deze denkbeeldige nucleotiden mogelijk om het RNA te vormen door in de juiste volgorde samen te komen? De evolutionistische bioloog John Horgan geeft de onmogelijkheid van de toevallige vorming van het RNA als volgt toe:

Als de onderzoekers het concept van de RNA-wereld nauwkeurig blijven onderzoeken, komen er meer problemen. Hoe is het RNA voor het eerst opgekomen? RNA en zijn onderdelen zijn moeilijk in een laboratorium onder de beste omstandigheden samen te voegen, en veel minder onder waarschijnlijke omstandigheden.141

2) Zelfs als we aannemen, dat het door het toeval gevormd is, hoe kan dit RNA een enkele nucleotide vormen die ‘besloten’ heeft om zelfvermenigvuldigend te zijn en met wat voor soort mechanisme kan het deze zelfvermenigvuldiging uitvoeren? Waar kon het nucleotiden vinden om te gebruiken, toen het zichzelf wou vermenigvuldigen? Zelfs de evolutionistische microbiologen Gerald Joyce en Leslie Orgel geven uitdrukking aan hun wanhoop over de situatie in hun boek met de titel: “In de RNA-wereld.”

Deze discussie heeft zich zogezegd op een stropop gefocusd: de mythe van een zelfreplicerend RNA-molecuul die opeens verscheen uit een soep van willekurige polynucleotiden. Dit is niet alleen onrealistisch in het licht van ons hedendaags begrip van de prebiologische chemie, maar de catalytische mogelijkheid van het RNA is zelfs voor een goedgelovige optimist teveel gevraagd.”142

3) Zelfs als we aannemen, dat er een zelfreplicerend RNA in de wereld van de oersoep waren, en dat de talloze aminozuren van ieder soort dat direkt door het RNA bruikbaar was, beschikbaar was en dat al deze onmogelijkheden plaatsvonden, dan leidt de situatie nog niet naar de vorming van een enkel proteïne. Want RNA bevat slechts informatie over de structuur van proteïnen. Aminozuren daarentegen zijn grondstoffen. Niettemin bestaat er geen mechanisme om proteïnen te produceren. Om het bestaan van het RNA als voldoende te beschouwen voor de productie van proteïne is even onzinnig als te verwachten, dat een auto zichzelf vormt en in elkaar zet door het ontwerp op papier te zetten en de duizenden delen bij elkaar op te stapelen. Ook in dat geval vindt er helemaal geen productie plaats. Omdat er geen fabriek of arbeiders bij het proces betrokken zijn.

Een proteïne wordt in de ribosomenfabriek geproduceerd, met behulp van vele enzymen en als resultaat van een buitengewoon ingewikkeld proces in de cel. Ribosomen zijn complexe celorganellen die van proteïnen gemaakt zijn. Daarom brengt deze situatie weer een onredelijke veronderstelling voort, namelijk dat ribosomen ook door het toeval en op dezelfde tijd ontstaan moeten zijn. Zelfs Nobelprijswinnaar Jacques Monod, die één van de fanatiekste verdedigers van de evolutie is, legt uit, dat de synthese van een gezien moeten worden als iets dat slechts afhankelijk is van de informatie uit de nucleïnezuren:

De code is betekenisloos tenzij hij vertaald wordt. De machinerie van de vertaling in de moderne cel bestaat uit tenminste vijftig macromoleculaire onderdelen, die zelf weer door het DNA gecodeerd zijn: de code kan niet vertaald worden, tenzij er producten voor de vertaling gebruikt worden. Het is de moderne versie van de uitdrukking: wat was er eerder, de kip of het ei? Wanneer en hoe werd deze cirkel gesloten? Dit is bijzonder moeilijk voor te stellen.143

Hoe kon een RNA-keten in de oersoep zo’n beslissing nemen en wat voor methode kon het in het werk hebben gesteld om de proteïneproductie te realiseren door voor deze klus de functie van de vijftig gespecialiseerde onderdelen helemaal zelf uit te voeren? Evolutionisten hebben op deze vragen geen antwoord.

Dr. Leslie Orgel, één van de partners van Stanley Miller en Francis Crick aan de Universiteit van San Diego, California, gebruikt de uitdrukking ‘scenario’ voor de mogelijkheid van ‘de oorsprong van het leven door de RNA-wereld’. Orgel beschrijft wat voor eigenschappen dit RNA zou moeten hebben en hoe onmogelijk dit was, in haar artikel met de titel: “De oorsprong van het leven” gepubliceerd in American Scientist in oktober 1994:

Dit scenario had kunnen vóórkomen, moeten we opmerken, mits het prebiotische RNA twee eigenschappen had die tegenwoordig niet meer duidelijk zijn: Een mogelijkheid tot vermenigvuldiging zonder de hulp van proteïnen en de mogelijkheid om iedere stap van de proteïnesynthese te katalyseren.144

Zoals wel duidelijk is, kunnen we deze twee complexe en buitengewoon belangrijke processen van een molecule zoals het RNA, alleen verwachten door een denkbeeldige evolutionistische macht en denkwijze. Concrete wetenschappelijke feiten maken het daarentegen duidelijk, dat de these van de RNA-wereld, wat een nieuw model is dat is voorgesteld voor de vorming van het leven door verandering, slechts een onwaarschijnlijke fabel is.

Biochemicus Gordon C. Mills van de Universiteit van Texas en moleculair bioloog Dean Kenyon van de San Francisco State University schatten de barsten van het scenario van de RNA wereld in en komen tot een korte conclusie in hun artikel getiteld “The RNA world: A critique”: “RNA is een opmerkelijk molecuul. De hypothese van de RNA-wereld is een ander geval. We hebben geen reden om het als vaststaand te beschouwen, of zelfs als veel belovend.145

Het artikel van de wetenschappelijke schrijver Brig Klyce uit 2001 legt uit, dat de evolutionistische wetenschappers over dit onderwerp erg vasthoudend zijn, maar dat de resultaten die tot dusver verkregen zijn, al hebben laten zien, dat hun inspanningen nutteloos zijn:

“Onderzoek in de RNA-wereld in een industrie van gemiddelde omvang. Dit onderzoek heeft aangetoond hoe bijzonder moeilijk het voor levende cellen zou zijn om door toeval uit levenloze materie te ontstaan in de tijd die op aarde beschikbaar is. Deze demonstatie is een waardevolle bijdrage aan de wetenschap. Aanvullend onderzoek zal ook waardevol zijn. Maar volhouden, dat het leven spontaan verschijnt uit levenloze chemicaliën, is in het licht van de pas begrepen problemen verbazend. Het is te vergelijken met het werk van de alchemisten uit de middeleeuwen die maar steeds probeerden lood in goud te veranderen.146


141 John Horgan, “In the beginning”, Scientific American, vol. 264, February 1991, p.119.
142 G.E. Joyce, L.E. Orgel, “Prospects for understanding the origin of the RNA world”, In the RNA world, New York: Cold spring Harbor laboratory Press, 1993, p. 13.
143 Jacques Monod, Chance and necessity, New York: 1971, p. 143.
144 Leslie E. Orgel, “The origin of life on lthe earth”, Scientific Smerican, Ekim 1994, vol. 271, p. 78.
145 Gordom C. Mills, Dean Kenyon, “The RNA world: A critique”, Origins & Design, 17:1, 1996.
146 Brig Klyce, “The RNA world,”http:/www.panspermia.org/rna-world.htm.