Een korte geschiedenis van de evolutietheorie

De wortels van het evolutioneel denken gaan helemaal terug tot de antieke tijd, toen er een dogmatisch geloof was dat het feit van de schepping probeerde te ontkennen. De meeste heidense filosofen van het antieke Griekenland verdedigden de idee van evolutie. Als we een kijkje nemen in de geschiedenis van de filosofie, dan zien we dat de idee van evolutie de ruggegraat van vele heidense filosofieën is.

Maar het was niet deze heidense filosofie die een stimulerende rol speelde bij de geboorte en de ontwikkeling van de moderne wetenschap maar het geloof in Allah. Veel mensen die de pioniers van de moderne wetenschap waren, geloofden in het bestaan van Allah; en terwijl zij de wetenschap bestudeerden, probeerden zij het universum te ontdekken dat Allah geschapen had en Zijn wetten en de details van Zijn schepping te doorgronden. Astronomen als Leonardo da Vinci, Copernicus, Keppler en Galileo; de vader van de paleontologie, Cuvier; de pionier van de botanica en zoölogie, Linnaeus; en Isaac Newton, die wel als 'de grootste wetenschapper die ooit geleefd heeft' omschreven is, bestudeerden allen de wetenschap en geloofden niet alleen in het bestaan van Allah, maar ook dat het hele universum alleen als resultaat van Zijn schepping tot ontstaan was gekomen.16 Albert Einstein die als grootste wetenschapper van onze tijd wordt gezien, was een andere vrome wetenschapper die in Allah geloofde en hij zei het op de volgende manier: "Ik kan niets als een authentiek wetenschapper ontvangen zonder dat gedegen geloof. De situatie kon door het volgende beeld uitgelegd worden: wetenschap zonder godsdienst is lam."17

Eén van de stichters van de moderne natuurkunde, de Duitse natuurkundige Max Planck, zei: "Iedereen die zich ook maar met wat voor soort wetenschappelijk werk bezighoudt, realiseert zich dat boven de ingang van de poorten van de tempel van de wetenschap geschreven staat: Gij moet geloof hebben. Het is een eigenschap waar de wetenschapper niet buiten kan."18

De evolutietheorie is het resultaat van de materialistische filosofie die door de opleving van de antieke materialistische filosofie geïnspireerd werd en die in de negentiende eeuw wijd verspreid raakte. Zoals we hierboven hebben aangegeven, legt het materialisme de natuur alleen uit door zuiver materiële factoren. Omdat het de schepping vanaf het eerste begin ontkent, beweert het dat alles, levend of dood, tot stand is gekomen zonder een scheppingsdaad, maar veeleer als resultaat van toeval dat dan het verkrijgen van een bepaalde orde vereist. De menselijke geest is echter zo gestructureerd dat hij overal waar hij orde ziet een organiserende wil veronderstelt. De materialistische filosofie die tegen deze basale eigenschap van de menselijke geest ingaat, vormde in het midden van de negentiende eeuw 'de evolutietheorie'.

16 Dan Graves, Science of faith, forty-eight biographies of historic scientists and their Christian faith, Grand Rapids, MI Kregel resources.
17 Science, philosophy, and religion: a symposium, 1941, CH.13.
18 Max Planck, Where is science going?, www.websophia.com/aphorisms/science.html