Een andere zogenaamde overgangsvorm: Archaeopteryx

De evolutionisten noemen de naam van één enkel wezen als antwoord. Dit is het fossiel van een vogel met de naam Archaeopteryx, dat één van de bekendste zogenaamde overgangsvormen is onder de zeer weinige die de evolutionisten nog steeds verdedigen. Archaeopteryx, volgens de evolutionisten de voorouder van de moderne vogels, leefde 150 miljoen jaar geleden. Volgens de theorie hebben een paar dinosauriërs met kleine schubben, de Velociraptor of de Dromeosaurus, zich ontwikkeld door het krijgen van vleugels en zijn gaan vliegen. Archaeopteryx zou dus een tussenvorm zijn die van zijn dinosauriër-voorouder afstamt en voor het eerst is gaan vliegen.

Maar de meest recente studies van de Archaeopteryx fossielen duiden erop dat dit wezen absoluut geen overgangsvorm is, maar een soort vogel die wat eigenschappen heeft die verschillen van die van de hedendaagse vogels.

De thesis, dat de Archaeopteryx een 'half-vogel' was, die niet goed kon vliegen, was tot nog niet zo lang geleden heel populair bij evolutionisten. De afwezigheid van het sternum, dat is het borstbeen, bij dit wezen, of dat het op z'n minst niet zo was als het bij vliegende vogels is, werd als één van de belangrijkste bewijsstukken aangevoerd, dat deze vogel niet goed kon vliegen. (Het borstbeen is het been dat onder de thorax gevonden wordt en waaraan de spieren die voor het vliegen nodig zijn, aangehecht zijn). Tegenwoordig wordt het borstbeen bij alle vliegende en niet-vliegende vogels gezien, zelfs bij vleermuizen, een vliegend zoogdier, dat tot een heel andere familie behoort.

Maar het zevende fossiel van de Archaeopteryx, dat in 1992 gevonden werd, veroorzaakte bij de evolutionisten grote verbazing, De reden was dat bij dit pas gevonden Archaeopteryxfossiel, het borstbeen, wat door de evolutionisten geacht werd te ontbreken er daadwerkelijk was! Dit pas gevonden fossiel wordt in het tijdschrift Nature als volgt omschreven:

Het pas gevonden zevende exemplaar van de Archaeopteryx bezit een gedeeltelijk rechthoekig sternum, lang verwacht maar nooit eerder beschreven. Hieraan hechtten zich de sterke vliegspieren.56

Deze ontdekking maakte de belangrijkste beweringen, dat de Archaeopteryx een half-vogel was en dat hij niet goed kon vliegen, ongeldig.

Aan de andere kant, was de structuur van de vogelveren één van de belangrijkste bewijsstukken dat de Archaeopteryx een vliegende vogel was in de ware zin van het woord. De asymmetrische verenstructuur van Archaeopteryx verschilt niet van die van moderne vogels, en duidt erop, dat het dier perfect kon vliegen. Zoals de beroemde paleontoloog Carl O. Dunbar zei: "Door zijn veren moet de Archaeopteryx beslist als vogel geclassificeerd worden."57

Een ander feit dat door de structuur van de veren van de Archaeopteryx duidelijk werd, was dat de vogel een warmbloedig metabolisme had. Het is bekend, dat reptielen en dinosauriërs koudbloedige dieren waren, die onder invloed van de omgevingstemperatuur stonden, in plaats van dat zij de lichaamstemperatuur onafhankelijk konden regelen. Een heel belangrijke functie van de veren voor een vogel is, dat zij de lichaamswarmte vasthouden. Het feit dat de Archaeopteryx veren had, laat zien dat het een echt warmbloedige vogel was die zijn lichaam warm moest houden, dit in tegenstelling tot de dinosauriërs.

56 "Nature, vol 382, August 1, 1996, p. 401.
57 Carl O. Dunbar, Historical geology, New York; John Wiley and Sons, 1961, p. 310.